Hij was misschien net achttien jaar Breed in de schouders, goudblond haar en bruine ogen Wij waren buiten het was warm Hij streelde zacht mijn bovenarm, leek onvertogen Ik was nerveus, schikte mijn haar En verfde toen mijn wimpers maar Ik was verlegen Een vreemde gold sloeg door mijn bloed Hij lachte wat en zei: wat goed Jij valt niet tegen Hij was misschien net achttien jaar Maar dat was nauwelijks een bezwaar Van mij te winnen Geen zoete woordjes, liefste mijn Hij was hardhandig, deed mij pijn Bij het beminnen Hij was een woeste stroom van lust Heeft mij hartstochtelijk gekust Zonder veel woorden En op het zacht en geurend mos Maakte hij al mijn zinnen los En ik ontspoorde Hij was misschien net achttien jaar Mijn grootste minnaar, mijn barbaar Mijn heer, mijn ridder Hij zei alleen: het was niet slecht Het klonk brutaal maar heel oprecht Van een aanbidder Hij heeft zich aangekleed en ging En liet mij de herinnering Aan wat wij deden Ik liet hem gaan, ik wou het niet Maar dacht waarom, wij stonden kiet Hij was tevreden Ik nam een spiegel, deed mijn haar Keek naar mijzelf, het was liefde maar Hij was pas achttien Op dat moment begreep ik pas Dat ik al twee keer achttien was Tekst/muziek: P. Auriat/P. Serrain/S. Lebroul/L. Post