Zee, storm en duister En eeuwigheden breken in den nacht; Mij worde dracht van fundamenten Zeer verzacht. Ik kan der vuren huiverende wacht Niet langer hoeden Ik ben gansch ontkracht Geef mij uw schemering Geef mij uw grijzen wind Geef mij een mes. Ik wil deze zwarte zieke plek Uit mijn lichaam wegsnijden. Ik heb mij langzaam recht overeind gezet. Ik heb gehoord, dat ik heb gezegd In een huiverend, donker beven: Ik erken maar éen wet: Léven. Allen, die wegkwijnen aan een verdriet Verraden het en dat wìl ik niet.