Een slapende stad, ik weet niet meer waar 'T Is achteraf raar dat ik de naam vergat Een slapende stad, ik weet niet meer waar Met de wacht om me heen zonder klok, zonder kaart In het donker alleen met een modderig paard En door merg en been zijn ze ruzie aan het maken Onder een van de daken, hij met haar, zij met hem Met dee krakende stem van mijn lijf dat al slaapt Een slapende stad, ik weet niet meer waar 'T Is achteraf raar dat ik de naam vergat Een slapende stad, ik weet niet meer waar En het hart in mijn borst is zo moe, is zo moe Ik kan nergens naartoe ik verga zowat van dorst Ik geef mijn paard te drinken, ik zie de sterren blinken En denk aan mijn lot, vroeger werd ik onthaald als een vorst Als een god, maar mijn angst werd te groot en nu ben ik verdwaald En hier sta ik kappot op een reis zonder ziel Op een vlucht voor de dood en de dood haalt me in Een slapende stad, ik weet niet meer waar 'T Is achteraf raar dat ik de naam vergat Een slapende stad, ik weet niet meer waar Vroeger heb ik geloofd in geloof en geluk Vroeger heb ik geloofd in het kan echt niet meer stuk Maar de tijd zet de mens met der tijd onder druk En opeens zingt de wind een herfstig melodietje En de mens buigt het hoofd, de zwanenzang begint Zo anders dan het liedje uit het boek van een kind Vroeger heb ik geloofd in een vrouw is een vrouw Maar een vrouw is een trut, een ellendige trut zonder liefde of trouw Znder toekomst een vrouw baart geen kinderen maar zorgen Een slapende stad, ik weet niet meer waar 'T Is achteraf raar dat ik de naam vergat Een slapende stad, ik weet niet meer waar En opeens zag ik jou, je kwam zomaar voorbij En je weet wat ik zei "het begint weer opnieuw."