Door lege straten liep ik nergens heen, Door uitgestorven havensteden, stoned en stik alleen. Een donker ding liet me verdwalen in het wild. Zo heb ik mijn tijd verspild Laat die lege straten branden in mijn lied. Laat die vreemde steden zinderen en anders niet. Laat de nachten glanzen van dat donker ding En laat me echter leven, dieper leven als ik zing. Bij lage vrouwen lag ik in het nest. De adem stonk naar wanhoop en het laken naar de rest. Ik hing voor lijk aan een kouwe, slappe borst. Zo heb ik mijn tijd vermorst. Laat die lage vrouwen dansen door mijn lied. Laat die geuren machtig walmen en anders niet. Laat die borsten glimmen in de schemering En laat me echter leven, dieper leven als ik zing. Ik vloekte naar de wolken in het blauw. Ik spuwde op de vogels als ze sprongen door de dauw. Het morgenlicht, die slavernij, dat nooit. Zo heb ik mijn tijd vergooid Laat die witte wolken jagen door mijn lied. Laat die zwarte vogels kraaien en anders niet. Laat me de slaaf zijn van mijn herinnering En laat me echter leven, dieper leven als ik zing