Ik was de man die nooit zou smeken Laat staan kruipen over de grond Zielig jankend Huilend als een hond Ik had nooit geleerd te breken Met mijn ogen vol van spijt Ik stond kaarsrecht Ik ging blind rechtdoor Overal, altijd Het was een koude dag in mei Toen je me zei dat het voorbij was En ik die je dan ijskoud en botweg de deur wees Hard als glas M'n teder M'n prachtig M'n enig M'n droef M'n doe zacht asjeblief M'n verloren Breekbaar lief Hier staat de man die nooit zou smeken Maar dat is lang vervlogen tijd Want kijk nu de man zijn ogen Vol van spijt Hij kan nu breken als geen één Zijn bed is het stof op de grond En hij kan het als de beste Janken als een hond M'n teder M'n prachtig M'n enig M'n droef M'n doe zacht asjeblief M'n verloren Breekbaar lief En ik denk dat ik weet Hoe het komt dat het lijk Of de maan nacht na nacht bleeker schijnt En ik denk dat ik weet Hoe het komt dat het lijk Of de maan nacht na nacht bleeker schijnt En ik denk dat ik weet Hoe het komt dat het lijk Of de maan nacht na nacht bleeker schijnt En ik denk dat ik weet Hoe het komt dat het lijk Of de maan nacht na nacht bleeker schijnt En ik denk dat ik weet Hoe het komt dat het lijk Of de maan nacht na nacht bleeker schijnt En ik denk dat ik weet Hoe het komt dat het lijk Of de maan nacht na nacht bleeker schijnt