Ik weet dat God goed voor zijn mensen zorgt En toch was ik haast bij hem weggelopen; Ik was jaloers op ongelovigen Want juist voor hen ligt heel de wereld open: Zij zijn niet ziek, ze hebben niet meer pijn dan wij En juist aan hen gaat veel verdriet voorbij. Zij zijn hooghartig, trots op het geweld Dat om hen heen hangt, om hun vette lijven; Hun grote mond, hun eindeloos gescheld Op God en mensen krijgt te veel waardering. De wanhoop groeit. De mensen zeggen: 'God is blind En wij zijn rijk.' En zit daar niet wat in? Ik ben altijd een eerlijk mens geweest Maar eerlijk zijn heeft mij niets opgeleverd Behalve pijn. Ik weet, mijn God, ik weet Dat ik niet net als zij zou moeten praten Maar HEER, ik ben eens rustig naar uw huis gegaan En toen begreep ik hoe het hen vergaat. U laat hen in de afgrond glijden, HEER, Een pijnlijk einde; als een droom verdwijnen. Dat is uw werk. Omdat u hen veracht. Ik leek wel gek: ik heb me zwaar misdragen Maar u bent trouw, want u hebt al die tijd gewacht. U pakt mijn hand. Ik kan bij u terecht. Op aarde, in de hemel, HEER, ik weet Niet wat ik buiten u zou moeten zoeken: Mijn lichaam sterft, maar u verandert nooit. Er is geen hoop voor wie u wil vergeten; Wat mij betreft, ik wil alleen bij u zijn, HEER, Dat zeg ik steeds. Tot iedereen het weet.