HEER, mijn God, ik schuil bij u. Red mij van wie mij vervolgen, Want ze liggen op de loer als leeuwen. Als u mij niet redt, word ik verzwolgen. HEER, mijn God, ik zie het niet: Vrienden heb ik nooit verraden, Vijanden heb ik met rust gelaten. Ik wil niks van mensen die me haten. Laat de vijand mij maar grijpen als ik lieg, Want dan verdien ik geen genade. HEER, sta op en sla terug. Grijp de vijand, die mij pijnigt. Wie aan mij komt, krijgt met u te maken. Kom me helpen. Laat mij nu niet vallen. Heel de wereld komt terug bij u en ziet: U bent de koning, boven alles. U kunt iedereen hier zien. Geef mij dan wat ik verdien: Wees mijn rechter, spreek mij vrij. Maar wie doen wat u niet wilt: Straf ze streng en maak ze stil. Zet uw vrienden niet opzij. U kent ons van binnen en van buiten. U bent God en goed zijn uw besluiten. God beschermt mij. God, mijn schild. Wie dicht bij hem blijft is veilig. God doet recht. Hij is een goede rechter. Onrecht maakt hem woedend. Hij is heilig. Wie het kwaad niet laten kan Spant zijn boog en richt zijn pijlen, Maar God zorgt dat hij zichzelf zal raken. Zo helpt hij de vijand naar de bliksem. Als het kwaad je zwanger maakt Draag je valsheid, baar je leugens. Als je iemand in de val laat lopen Heb je zo je eigen graf gegraven. Als je slecht bent moet je dat bekopen; Als je slaat, dan zul je klappen krijgen. U kunt iedereen hier zien. Geef mij dan wat ik verdien: Wees mijn rechter, spreek mij vrij. Maar wie doen wat u niet wilt: Straf ze streng en maak ze stil. Zet uw vrienden niet opzij. U kent ons van binnen en van buiten. U bent God en goed zijn uw besluiten. Dank u wel, HEER, voor het goede dat u doet, Voor wie u bent, HEER: Allerhoogste! HEER, ik zing van u. HEER, ik zing voor u.