Mijn Heer, ik red het niet alleen Tegen het grof geweld van slechte mensen. Zij laten mij geen ogenblik met rust. Hun tong is giftig, Hun woorden zijn gelogen en gemeen. Mijn Heer, houd hen bij mij vandaan, En stop het grof geweld. Want ik word zwakker. Zij staan al klaar, de valstrik is gezet, Straks zal ik vallen. Waar moet ik heen? Hoe kan ik blijven staan? Ik hoop, mijn Heer, dat u de zwakken helpt En voor hun rechten vecht. Ik hoop, mijn Heer, dat u dicht bij ons bent – Kan ik bij u terecht? Mijn Heer, ik hoop dat u mij hoort, Want als het vechten wordt, moet u mij helpen; Ik wil u vragen om mijn god te zijn. Geef ze geen ruimte Maar houd ze klein. Dan gaat hun plan niet door. Hun gif ligt op hun eigen bord. De wereld om hen heen begint te kraken: Hun wereld brandt. Zij vallen in een gat, Met grote woorden, Met hun geweld, dat nu hun einde wordt. Bedankt, mijn Heer, dat u de zwakken helpt En voor hun rechten vecht. Bedankt, mijn Heer, dat u dicht bij ons bent – Ik kan bij u terecht. Bedankt, mijn Heer, dat u de zwakken helpt En voor hun rechten vecht. Bedankt, mijn Heer, dat u dicht bij ons bent – Ik kan bij u terecht.