HEER, dicht bij u kom ik tot rust.
Zet u mij nooit voor schut.
Heer, hoort u mij? Kom mij te hulp,
Bevrijd mij, spreek mij vrij.
Bent u het fort waarin ik woon?
Kan ik bij u terecht?
U hebt gezegd dat u mij helpt.
U redt mij van de dood.
Red mij, o God. Zij staan al klaar,
Die dieven, schurken, moordenaars.
Straks vallen zij mij aan.
U kent mij, God. U houdt mij vast,
Van mijn geboorte af.
Ik zing voor u. U droeg mij al
Voor ik geboren was.
Wat een geluk dat ik nog leef,
Dat u mij zo geholpen heeft!
Ik zing de hele dag.
Nu ben ik oud. Nu ben ik zwak.
Laat mij niet vallen, God.
Mijn tegenstanders lachen vals.
Zij smeden een complot.
Zij zeggen: God is bij hem weg.
Jaag hem maar op en zet hem klem –
Niemand die hem nog helpt.
Bent u zo ver? Waar blijft u toch?
Kom mij te hulp, mijn God.
Mijn vijand lacht. Zet hem voor gek,
Dan wordt hij zelf bespot.
Maar ik ga door. Iedere dag
Klamp ik mij aan u vast,
Omdat ik weet hoe goed u bent,
Omdat u telkens redt.
Want, HEER, mijn God, u ziet me staan,
U geeft me kracht, dus zeg ik graag
Dat u rechtvaardig bent.
U geeft me les, van jongs af aan.
U weet dat ik u ken.
God, ik vertel vanaf mijn jeugd
Dat u fantastisch bent.
Laat mij ook nu niet in de steek.
Ik zorg dat iedereen het weet:
Dat u geweldig bent.
God, u bent gaaf. Wat u doet, staat.
Wie kan daartegen op?
U deed me pijn. Ik heb het zwaar
En toch geef ik niet op.
Laat mij weer leven.
Haal mij naar boven.
Geef mij weer aanzien.
Troost mij, HEER.
Dan zal ik zingen
En voor u spelen
En u aanbidden,
God, mijn HEER.
Ik juich voor u, ik lach en zing
Dat u mij ziet en kent
En overal vertel ik graag
Dat u rechtvaardig bent.
Hoe vals mijn vijanden ook zijn,
U pakt ze aan en maakt ze klein.
Zo zet u hen te kijk.