De HEER is koning, laat nu een gejuich ontstaan Van land tot eiland, oceaan tot oceaan. De wolken zijn zo donker om hem heen, Zijn troon rust op gerechtigheid alleen. Een vuur loopt voor hem uit naar elke kant, Een vlam die alle vijanden verbrandt. Zijn bliksem schittert, witter dan het witste licht, De aarde ziet het, heel de wereld beeft van schrik, De HEER verschijnt. De bergen smelten weg Als kaarsvet bij de hitte van het vuur. De hemel zingt van zijn rechtvaardigheid, De volken zien hoe prachtig hij verschijnt. Wie voor idolen domweg door de knieën gaat, Die knielt voor niks en zal met lege handen staan, Die goden moeten buigen voor de HEER. Heel Juda staat te juichen: u regeert. U, HEER, de hoogste in ons wereldhuis, U torent boven alle goden uit. Wie houdt van God blijft ver bij alle kwaad vandaan. De HEER beveiligt mensen die dicht bij hem staan, Bevrijdt ze uit een wereld van gedraai, Het licht is voor rechtvaardigen gezaaid. Wie eerlijk is kan blij zijn met de HEER, Wees blij met hem en geef hem alle eer.