Verscholen in 't wild struweel Langs d'oude baan naar Gent Stond ooit een somber spookkasteel In den omtrek wijd bekend Ooit sloeg den eigenaar van 't pand Van zinnen zwaar beroofd Zijn gemalin met zware hand Een spijker door het hoofd De volle maan schijnt op haar ontknookt lijf Op haar schedel, afgekookt Het kaarsvet droop in 't duister Langsheen haar drogend been 'S Nachts weerklonk gefluister Geknars en wars geween 'T Kasteel, gehaat, gehoond Stonk zwaar naar zuur en pis Nooit werd het nog bewoond 'T Kreeg de naam "Verdoemenis" En gedoemd waart ge, teef Uit mijnen hof wijf Uit de grond Sier mijn tafel en geef mij licht Uit mijnen hof wijf Uit de grond Voor mijn oneindig plezier