Ik hoorde een ontroerend lied Dat David schreef en waar God van hield. Maar jij zegt, dat muziek je niet kan boeien. 'T begint heel zacht in F mineur, Naar G en A naar F majeur. De Koning componeerde Halleluja. Halleluja Halleluja Je geloof, was sterk maar iets ontbrak. Ik zag je badend op het dak. Jouw schoonheid en het maanlicht Samenvloeiend. Maar je bond mij aan een lantaarnpaal. Je brak mijn kroon en schoor me kaal. En uit mijn mond stal jij het Halleluja. Halleluja Halleluja Misschien begreep ik later pas Dat jij nooit echt de mijne was. We konden op mijn grond, Niet samen bloeien. En nu kraai jij jouw victorie. Is liefde een heel ander lied Is 't een koud en een gebroken Halleluja Haleluja Haleluja Er was een tijd, in het begin, Dat jij mij toeliet binnenin. Maar nu mag 'k me niet meer Met jou bemoeien. Ik weet nog hoe je mij in je nam, De hemel naar beneden kwam. Me de adem benam, in een woord: Halleluja Halleluja Misschien lees ik het boek verkeerd. Maar alles wat ik heb geleerd, Is hoe liefde soms heel je leven kan verknoeien. Oh, het is geen passie in de nacht, Geen witte duif die op je wacht Maar een koud en een gebroken Halleluja. Halleluja Halleluja