Opeens was ik zo moe Ik dacht ik moet hier weg En liep naar de uitgang toe Toen voelde ik een hand Glijden op mijn rug En hoorde een vrouwenstem Die zei: "Wat moet dat zo vlug?" Ik draaide mij om en zag haar scheve mond Een dag zo bitter als kippestront Ze vroeg: "He ken je me nog?" Ik zei: "Ja ik geloof het wel Je hebt een bekend gezicht Maar ik moet hier echt vandaan" De deur achter mij ging dicht Buiten was het niet meer donder Maar het was ook niet echt licht Mijn ogen vielen steeds dicht Ik was zo moe als een hond