Toen wij nog argeloos En liefelijk Als bloemen in een bleke voorjaarszon Het af en aan van bijen en vlinders om 't hoofd Toen alles nog maar net, begon Toen het nog lente was En wij ontloken in de vroege nevels van Een eindeloze dag in mei Wij daar alleen maar Onbevangen mooi stonden te zijn Wuivend in de wind, wat wisten wij Toen het nog lente was Van de dooie dood Van de zomernacht Van het donker, de bliksem, van regen dat 't giet Van de snijdende kou En we kenden de man We kenden de man met de zeis nog niet Van het langzaam verwelken op een dodemansgraf Ach wat wisten wij daar nou vanaf Toen het nog lente was Toen het nog lente was En nu het zomer is En de zwaartekracht Alles wat hangen kan, wil laten hangen Wij nog uit alle macht nog proberen lief'lijk te zijn En net zo pril en onbevangen Als toen het lente was Terwijl we weten dat De zon te heet De aarde te droog En de regen te nat De jagende wolken De bliksem, de donder De geruisloze winter, maandenlang onder Een sneeuwwitte deken te wachten Alleen maar te wachten en stil te verlangen naar Dat het weer lente wordt Dat het weer lente wordt Je verbleekt, je verwelkt, je verdroogt, je verdort Maar je bent niet bang Omdat je weet Dat het weer lente wordt