Terwijl de weduwe haar man kust, En het kleine meisje wijn lust. Terwijl de slager brood bakt En de zee langzaam de zon inzakt. Is hij nog niet vrij, En mag hij zichzelf niet eens zijn. De mensen zeggen: 'Het is fout, het is raar, Hij zit niet goed in mekaar! Hij moet eindelijk aanvaarden wie hij is!' 'Hij moet leren leven met het gemis Van haar, hij voelt haar.' Terwijl de jonge dame halfnaakt De flirtende jongens achterlaat. Terwijl de kleuter wordt gepest op school En het nieuwe scheldwoord blijkt 'mongool'. Is hij nog niet vrij, En mag hij zichzelf niet eens zijn. De mensens zeggen: 'Het is fout, het is raar, Hij zit niet goed in mekaar! Hij moet eindelijk aanvaarden wie hij is!' 'Hij moet leren leven met het gemis Van haar, hij voelt haar.' Hij moet blijven vechten Doorgaan, alles laten staan. Want wanneer hij daar als vrouw staat En hij zijn lichaam achterlaat. Is het de weduwe die haar man mist En de kleine meid die gelukkig is. Dan is het de bakker die brood bakt En de zon die langzaam de zee inzakt. En is zij nu ook vrij En mag zij zichzelf eindelijk zijn. Het is niet fout, niet raar, Zij zit goed in mekaar! Zij is voor haar leven gegaan, Zij heeft wat zij altijd wou nu toch gedaan. Want hij wou haar, Hij werd zij, Zij is nu vrij!