Gisteravond is het weer een keertje uit de hand gelopen.
Ik word wakker op de bank, en heb het licht niet uit gedaan.
Ik heb honderd appjes als ik weer eens mijn telefoon open.
En ik neem mezelf weer voor dat ik vanavond niet uit ga.
Maar daar buiten is de drukte, en hier binnen in het stil.
Ik word gek van mijn gedachten. Er is één ding wat ik wil.
Ik wil mijn zorgen weer verdrinken, en de drank die staat nog koud.
Al mijn vrienden staan te wachten en ik krijg het al benauwd.
En ik drink één op het leven
Één op de dood.
Ik drink één op de kade en eentje op de boot.
Ik drink twee op morgenochtend, want die haal ik niet misschien.
Ik drink ééntje op de blijdschap, en één op mijn verdriet.
Er staat een rijtje voor de kroeg en in het droopvak is een feestje.
Iedereen hier is mijn vriend. Zelfs de bewaker kent mijn naam.
Aan het einde van de bar word ik door iemand aangekeken.
Maar ik ben nog niet van plan om met hem mee naar huis te gaan.
Want daar buiten is de drukte, en hier binnen is het stil.
Ik word gek van mijn gedachten. Er is één ding wat ik wil.
Ik wil mijn zorgen weer verdrinken, en de drank die staat nog koud.
Al mijn vrienden staan te wachten, en ik krijg het al benauwd.
En ik drink één op het leven
Één op de dood.
Ik drink één op de kade en eentje op de boot.
Ik drink twee op morgenochtend, want die haal ik niet misschien.
Ik drink ééntje op de blijdschap, en één op mijn verdriet.
En ik drink één op het leven
Één op de dood.
Ik drink één op de kade en eentje op de boot.
Ik drink twee op morgenochtend, want die haal ik niet misschien.
Ik drink ééntje op de blijdschap, en één op mijn verdriet.