Een naam is onze hope, Een grond heeft Christus' Kerk, Zij rust in ene dope, En is zijn scheppingswerk. Om haar als bruid te werven, Kwam Hij ten hemel af. Hij was 't, die door zijn sterven Aan haar het leven gaf. Vergaard uit alle streken In heel de wereld een, Werd dit haar zalig teken, Dat allen is gemeen. Een bede vouwt de handen, Een zegen breekt het brood, Een vuurbaak staat te branden In 't duister van de dood. In haar drie-een'ge Here, Nog in haar aardse strijd, Blijft zij met hen verkeren, Wien ruste werd bereid. Geef dat in uw genade, O God, ook eenmaal wij Langs uwe lichte paden Gaan tot der zaal'gen rei!