1. 'K Ben reizend naar die stad, waar Christus 't licht zal zijn, om eeuwig daar te zijn bij Hem, bevrijd van zorg en pijn. Geen smart meer daar omhoog, geen smart meer daar omhoog; God Zelf wist daar de tranen droog, geen smart meer daar omhoog. 2. Al 't schoon op aarde kleeft de vloek der zonde aan, maar in die reine stad kan nooit de zonde binnengaan. Geen smart meer daar omhoog, geen smart meer daar omhoog; God Zelf wist daar de tranen droog, geen smart meer daar omhoog. 3. Daar is geen dood, geen rouw, geen leed, geen zielsangst meer; maar eeuw'ge blijdschap wacht de ziel daar boven bij de Heer. Geen smart meer daar omhoog, geen smart meer daar omhoog; God Zelf wist daar de tranen droog, geen smart meer daar omhoog. 4. Daar is de strijd voorbij, daar wacht de gloriekroon; daar vindt de ware strijder rust, en God Zelf is zijn loon. Geen smart meer daar omhoog, geen smart meer daar omhoog; God Zelf wist daar de tranen droog, geen smart meer daar omhoog.